Als je ouder bent, lijken jaren sneller voorbij te gaan dan in je jeugd. Hoe komt dat? Daar bestaan verschillende theorieën voor. Een ervan, de proportietheorie, is gebaseerd op pure wiskunde: de gevoelsmatige duur van een jaar hangt af van zijn lengte ten opzichte van je totale levensduur. Voor een achtjarige is een jaar een achtste van zijn leven, voor een veertiger is dat slechts een veertigste. Daarom zouden die twaalf maanden voor een kind eindeloos duren en voor een ouder iemand zo voorbij zijn.
Een andere hypothese stelt dat je jeugd voor je gevoel zo lang duurde, omdat je als kind zoveel nieuwe dingen meemaakte. Nieuwe ervaringen maken indruk en dat zorgt ervoor dat herinneringen diep in je geheugen gegrift staan. Hoe meer herinneringen je hebt aan een tijd, hoe langer die lijkt te hebben geduurd. Voor een vijfjarige is zelfs de eerste keer naar school fietsen spannend. Maar ook als je de leeftijd van een jongvolwassene hebt bereikt, maak je nog relatief veel nieuws mee. Op die leeftijd ga je voor het eerst uit huis, of je krijgt voor het eerst een serieuze relatie. Maar ben je voorbij de dertig? Dan ken je alles wel zo’n beetje. Dan vliegt jouw tijd voorbij...